
Recensie
Netflix-serie 'Totenfrau' seizoen 2: het Oostenrijkse nichtje van Lisbeth Salander in het nauw
Had meer zwarte humor kunnen gebruiken, maar desondanks nog steeds prettig kijkvoer.
Regie: Daniel Prochaska | Cast: Anna Maria Mühe (Brünhilde Blum), Yousef Swaid (Reza Shadid), Britta Hammelstein (Major Birgit Wallner), Robert Palfrader (Wilhelm Danzberger), Dominic Marcus Singer (Daniel Lambert), Michou Friez (Johanna Schoenborn), e.a. | Afleveringen: 6 | Speelduur: 45-48 minuten | Jaar: 2025
Bernhard Aichner schreef drie boeken over Brünhilde Blum, een Oostenrijkse begrafenisondernemer met de slechte gewoonte om mensen om zeep te helpen, dus mag je haar ook in drie seizoenen Totenfrau verwachten. Seizoen twee zal de Blum-fans zeker verblijden, ook al ligt de geloofwaardigheid ditmaal wat lager dan in het eerste seizoen. Maar geen haan die daarnaar kraait, want Totenfrau ambieert niets anders te zijn dan een vlotte thriller en kijkt in de hoedanigheid erg makkelijk weg.
Twee jaar na de gebeurtenissen van het eerste seizoen meent Blum dat ze veilig is. Er zijn namelijk geen concrete bewijzen tegen haar, al gelooft de politie wel degelijk dat ze betrokken is bij de verdwijning van enkele mannen. Een opgegraven lijkkist en de vondst van nog een ander lijk, versneden en verpakt in cellofaan, verandert de zaken. Majoor Wallner van de staatspolitie keert terug, vastberaden om Blum te arresteren, en een vrouwenhandelaar en maker van snuff-films komt orde op zaken te stellen.
Blum wordt dus van twee kanten belaagd en voelt zich steeds verder ingesloten. Maar de wraakgodin in haar komt opnieuw naar buiten wanneer haar dochter wordt ontvoerd. Uiteraard kan Blum het niet laten om tijdens haar queeste – nog maar eens – een spoor van lijken achter zich te laten. "Es war ein Unfall", klinkt ze dan bloedserieus. Maar als kijker vergeef je haar alles, want tenslotte helpt ze alleen doorslechte mensen om zeep. Al mag ze als klunzende moordenaar soms blij zijn dat ze door haar assistent wordt bijgestaan.
Aichners eerste boek over Blum, Wraakgodin, is lang niet zo origineel als velen zouden denken. Het plot komt bijna letterlijk uit The Bride Wore Black, een novelle van Cornell Woolrich uit 1940 (die François Truffaut in 1968 verfilmde met Jeanne Moreau in de hoofdrol): een vrouw neemt wraak op de vier mannen die haar echtgenoot hebben gedood. Aichner heeft van de protagonist een begrafenisondernemer gemaakt die zo veel doden heeft gezien dat ze niets voelt wanneer ze zelf iemand naar het hiernamaals stuurt. Ze handelt weliswaar uit wraak, maar er zit toch wel een Dextertje in haar verscholen.
Blum heeft ook wat weg van Lisbeth Salander uit de Millennium-trilogie, die het eveneens gemunt had op sadistische, vrouwonvriendelijke mannen. Wanneer Blum – cool met haar reflecterende helm – op haar motor over de wegen van het besneeuwde Tirol raast, kan je niet anders dan aan de wraakzuchtige Zweedse hacker denken. Over die associatie hoeft niemand over te vallen, want als schrijver kun je maar beter stelen van de beste. Met de vele platgetreden paden in het genre is er sowieso nog maar weinig ruimte voor iets volledig origineels.
Het is verleidelijk te fantaseren wat Joel en Ethan Coen met het Blum-concept zouden hebben gedaan, gezien de vele potentiële zwarte humor. Regisseur Daniel Prochaska maakt daar te weinig gebruik van. Er zijn momenten die voor lachsalvo's zouden kunnen zorgen als ze net iets absurder waren geweest, zoals wanneer Blum iemand in een doodskist ontvoert om vervolgens vast te stellen dat hij aan een hartaanval is bezweken. Maar Prochaska houdt het allemaal te ernstig, bang dat hij met humor de spanning ondergraaft.
Maar wanneer de humor wordt afgeblokt, sijpelt er toch satire naar buiten. Het o zo vreedzame Tirol, bekend om zijn lederhosen, apfelstrudel en gejodel, is in Totenfrau een rattennest vol verkrachters, moordenaars, vrouwensmokkelaars, perverselingen en corrupte agenten en politici. Wanneer het zoveelste lijk letterlijk uit de kast valt, verzucht de plaatselijke politiecommissaris: "Houdt het dan nooit op?"
Het beste aan Totenfrau is nog steeds hoofdrolspeler Anna Maria Mühe. Met haar blonde haren en open blik gaat ze direct met de sympathie van de kijker aan de haal. Maar haar uiterst kille reactie op al wat dood is, onthult een onvatbare duisternis. Bij Lisbeth Salander kon je die duisternis van haar gezicht aflezen, bij Brünhilde Blum niet zozeer. En dat maakt haar toch een beetje fascinerend.
Bernhard Aichner schreef drie boeken over Brünhilde Blum, een Oostenrijkse begrafenisondernemer met de slechte gewoonte om mensen om zeep te helpen, dus mag je haar ook in drie seizoenen Totenfrau verwachten. Seizoen twee zal de Blum-fans zeker verblijden, ook al ligt de geloofwaardigheid ditmaal wat lager dan in het eerste seizoen. Maar geen haan die daarnaar kraait, want Totenfrau ambieert niets anders te zijn dan een vlotte thriller en kijkt in de hoedanigheid erg makkelijk weg.
Twee jaar na de gebeurtenissen van het eerste seizoen meent Blum dat ze veilig is. Er zijn namelijk geen concrete bewijzen tegen haar, al gelooft de politie wel degelijk dat ze betrokken is bij de verdwijning van enkele mannen. Een opgegraven lijkkist en de vondst van nog een ander lijk, versneden en verpakt in cellofaan, verandert de zaken. Majoor Wallner van de staatspolitie keert terug, vastberaden om Blum te arresteren, en een vrouwenhandelaar en maker van snuff-films komt orde op zaken te stellen.
Blum wordt dus van twee kanten belaagd en voelt zich steeds verder ingesloten. Maar de wraakgodin in haar komt opnieuw naar buiten wanneer haar dochter wordt ontvoerd. Uiteraard kan Blum het niet laten om tijdens haar queeste – nog maar eens – een spoor van lijken achter zich te laten. "Es war ein Unfall", klinkt ze dan bloedserieus. Maar als kijker vergeef je haar alles, want tenslotte helpt ze alleen doorslechte mensen om zeep. Al mag ze als klunzende moordenaar soms blij zijn dat ze door haar assistent wordt bijgestaan.
Gerelateerd nieuws
Aichners eerste boek over Blum, Wraakgodin, is lang niet zo origineel als velen zouden denken. Het plot komt bijna letterlijk uit The Bride Wore Black, een novelle van Cornell Woolrich uit 1940 (die François Truffaut in 1968 verfilmde met Jeanne Moreau in de hoofdrol): een vrouw neemt wraak op de vier mannen die haar echtgenoot hebben gedood. Aichner heeft van de protagonist een begrafenisondernemer gemaakt die zo veel doden heeft gezien dat ze niets voelt wanneer ze zelf iemand naar het hiernamaals stuurt. Ze handelt weliswaar uit wraak, maar er zit toch wel een Dextertje in haar verscholen.
Blum heeft ook wat weg van Lisbeth Salander uit de Millennium-trilogie, die het eveneens gemunt had op sadistische, vrouwonvriendelijke mannen. Wanneer Blum – cool met haar reflecterende helm – op haar motor over de wegen van het besneeuwde Tirol raast, kan je niet anders dan aan de wraakzuchtige Zweedse hacker denken. Over die associatie hoeft niemand over te vallen, want als schrijver kun je maar beter stelen van de beste. Met de vele platgetreden paden in het genre is er sowieso nog maar weinig ruimte voor iets volledig origineels.
Het is verleidelijk te fantaseren wat Joel en Ethan Coen met het Blum-concept zouden hebben gedaan, gezien de vele potentiële zwarte humor. Regisseur Daniel Prochaska maakt daar te weinig gebruik van. Er zijn momenten die voor lachsalvo's zouden kunnen zorgen als ze net iets absurder waren geweest, zoals wanneer Blum iemand in een doodskist ontvoert om vervolgens vast te stellen dat hij aan een hartaanval is bezweken. Maar Prochaska houdt het allemaal te ernstig, bang dat hij met humor de spanning ondergraaft.
Maar wanneer de humor wordt afgeblokt, sijpelt er toch satire naar buiten. Het o zo vreedzame Tirol, bekend om zijn lederhosen, apfelstrudel en gejodel, is in Totenfrau een rattennest vol verkrachters, moordenaars, vrouwensmokkelaars, perverselingen en corrupte agenten en politici. Wanneer het zoveelste lijk letterlijk uit de kast valt, verzucht de plaatselijke politiecommissaris: "Houdt het dan nooit op?"
Het beste aan Totenfrau is nog steeds hoofdrolspeler Anna Maria Mühe. Met haar blonde haren en open blik gaat ze direct met de sympathie van de kijker aan de haal. Maar haar uiterst kille reactie op al wat dood is, onthult een onvatbare duisternis. Bij Lisbeth Salander kon je die duisternis van haar gezicht aflezen, bij Brünhilde Blum niet zozeer. En dat maakt haar toch een beetje fascinerend.